Bouwgeschiedenis


In de voorgevel van het pand bevindt zich een gevelsteen met de tekst“Non nobis sed posteris Ao 1656” (“Niet voor ons maar voor ons nageslacht Anno 1656”).
De steen getuigt van een meer dan 450 jarige geschiedenis van het pand die aanvangt met bestaand smal huis op een diep perceel van Havenpark tot Hoge Molenstraat. Dit huis is nog herkenbaar in het huidige voorste gedeelte van het pand tot net voorbij de traptoren. Het jaartal 1656 duidt zeer waarschijnlijk op een ingrijpende verbouwing en uitbreiding van het oorspronkelijke huis in opdracht van mr. Rochus Mogge, een rijke regent in Zierikzee. Hij genoot trouwens zelf niet lang van de woonverbetering. Hij overleed in 1657 en liet het huis na zijn vrouw Dana de Vager en elf kinderen. Bij de verbouwing was het bestaande huis grotendeels gewijzigd en naar achteren uitgebouwd. De traptoren, eerst gesitueerd nabij de achtergevel van het voorhuis, is door de verlenging vrijwel halverwege de diepte van het totale pand gekomen. Op de eerste verdieping zijn nog de zestiende eeuwse balken te vinden, herkenbaar aan het peerkraalsleutelstuk. De familie Mogge houdt het huis nog tot eind 17e eeuw in het bezit. Bekend is dat onder andere Cornelis en Daniël Mogge er hebben gewoond. Cornelis was schepen , landrechter en griffier der Rekenkamer van Zeeland. Het wordt verteld dat vanaf de dak van de traptoren kon hij zijn schepen de haven van Zierikzee binnen zien varen.
De volgende eigenaar, mr. Gerbrand de Jonge (1663-1729) - scheper, pensionaris, landrechter en heemraad. Uit het testament van zijn dochter Leonora (1770) blijkt dat het huis rijk gedecoreerd was met behang, bewerkte schoorstenen, spiegels en schilderstukken, o.a. de grote schilderijen van den Leviet en den Samaritaan, hangende op den grote achterkamer In de loop der jaren werd het huis aan de linkerzijde uitgebreid met zowel een achterhuis (nu keuken) als voorhuis (hal). De traptoren (links) kwam nu in een binnenplaatsje te liggen.
In 1776 komt het huis in handen van mr. Leonardus van IJsselsteijn (1736-1805), een rijke handelaar en overheidsfunctionaris. Aan het eind van de achttiende eeuw kreeg het huis zijn huidige lijstgevel, waarin de oudere opzet van het huis zich nog aftekent. De twee ramen rechts geven de breedte van het oorspronkelijke hoofdhuis aan. De voordeur, omlijst met pilasters en hoofdgestel, kwam in het verlengde van de gang met de tongewelf (foto) die tegen de oorspronkelijke buitenmuur is aangelegd. De ramen in de voormalige buitenmuur bleven gehandhaafd maar steken boven het dak van de nieuwe gang uit. Om de gang door te laten lopen naar het achterhuis werd de onderkant van de traptoren gesloopt. Met deze verbouwing heeft het huis vrijwel de huidige opzet bereikt. In het derde kwart van de twintigste eeuw wordt het huis inwendig verbouwd, waarbij ook het kleine binnenplaatsje achter de entreehal deels wordt volgebouwd.